Hoofdstuk 4
Limburgse Gewesten
‘4 augustus 1839 – 1 juli 1995’
Op 4 augustus 1839 werd te Venlo de 2e Divisie1 van de ‘Compagnie Limburg’ opgericht. Voordien waren er al verschillende pogingen gedaan om in Venlo een brigade ‘uit te zetten’. Le Chevalier Ferd Lybart, Lieutenant de la Maréchaussée Royale te Ruremonde, deelde op 25 april 1818 aan de burgemeester van Venlo mee, dat het nodig was een brigade in deze stad alsook in Gennep te vestigen. Hij vroeg toen een gebouw te huren dat als brigade kon worden ingericht voor 5 personen en 5 paarden. Op 26 mei 1819 en 24 juni 1823 werd dit verzoek (nog eens) herhaald. Ook deze verzoeken hadden geen succes, in Venlo kwam geen ‘uitzetting’ van een brigade.





Toch heeft de in 1815 opgerichte Compagnie Marechaussee in Venlo dienst gedaan. Dit is gebleken uit een Extract ‘tabel van repartitie’2 over de onderscheidene gemeenten der provincie Limburg’, die Gedeputeerde Staten van Limburg in 1821 aan de gemeente Venlo stuurden voor betaling van kosten voor de Marechaussee over de jaren 1818, 1819 en 1820 tot een bedrag van ƒ203,25. De totale som voor de gehele provincie bedroeg ƒ9886.62½. Het aandeel voor de stad Venlo was berekend naar een bevolking van 6306 personen.
Over de jaren 1821 en 1822 werd gevorderd respectievelijk ƒ52,84 en ƒ49,63. Verdere gegevens over de volgende jaren heb ik niet gevonden.

Met de Belgische opstand kwam Venlo op 11 november 1830 onder Belgisch bestuur te staan en werd tegelijk met het bezettingsleger ook de ‘Gendarmerie Nationale’ in Venlo gekazerneerd. In het stedelijke archief werd in een borderel3 met het opschrift: “Provence de Limbourg. Hasselt, 1 septembre 1831. Casernement de la Gendarmerie. Compte de 1830”, een nota gevonden die als volgt luidde: “Een huis verhuurd, dienende tot brigade voor de Gendarmerie door J. van Liebergen waar over zich de huur beloopt van den 10 tot 31 december 1830 á 400 gld. Kleefsch per jaar is ……. ƒ10,14. Mobilair, bestaande in bedsteden, matrassen, stroozakken, wollen dekens, stoelen, tafels, kachels, enz. ƒ200,-“.

Soortgelijke nota’s werden ook over de volgende jaren gevonden. Vanaf 10 december 1830 was dus de ‘Gendarmerie Nationale’ in Venlo gevestigd. Maar waar was de brigade gekazerneerd? Gelukkig kon ook deze vraag worden opgelost. Een soortgelijk briefje bevond zich in een borderel van 9 december 1832. Voor huur van het huis ‘Den Gouden Leeuw’ werd door van Liebergen voor augustus 1831 ƒ25,- huur gedeclareerd voor kazernering van de brigade. ‘Den Gouden Leeuw’ was toen in de Vleesstraat gevestigd.



Na het vertrek van de Belgen uit Venlo op 21 juni 1839 arriveerden de volgende dag twee Bataljons4 Nederlandse infanterie5. Jhr. Kerens de Wolfrath werd, in opdracht van Koning Willem I, belast met het bestuur van de stad. De commissarissen Mr. A.J. Borret en Jhr. J.E.P.E. Gericke van Herwijnen werden met het voorlopige bestuur van de provincie belast. Zij waren het die, op 12 juli 1839, de burgemeester van Venlo verzochten om zo spoedig mogelijk te berichten of er gelegenheid was tot kazernering van een brigade Marechaussee, bestaande uit 1 wachtmeester en 5 manschappen te paard. Kort daarop op 26 juli 1839 berichtten de Gouverneurs6 echter dat de nodige orders waren gegeven dat een hele Compagnie Marechaussee, bestemd voor de Limburgse gewesten, naar Venlo moest vertrekken. De Compagnie bestond uit 1 kapitein, 3 officieren en ongeveer 120 onderofficieren en manschappen, allen te paard. Na aankomst in Venlo kregen zij een rustdag en werden daarna over de omliggende gemeenten verdeeld. De Venlose burgemeester moest voor inkwartiering7 zorgen. Zolang zij niet waren gekazerneerd, werd een vergoeding betaald van 35 centen per man, plus nog de gewone vergoeding voor de stalling van de paarden. Hoe deze inkwartieringsgelden werden uitbetaald of verrekend is niet meer na te gaan. In de stadsrekeningen van 1839 komen deze uitgaven niet voor.






De Venlose brigade zou een grotere bezetting krijgen dan oorspronkelijk was bedoeld. Per ambtsbrief van 5 augustus 1839 verzochten de Gouverneurs de burgemeester van Venlo er voor zorg te dragen dat de kazerne per 15 augustus was ingericht en betrokken kon worden. Men wist dus al op 5 augustus in welk gebouw de brigade zou worden ondergebracht. Op 12 augustus werd een huurcontract voor zes jaar gemaakt tussen burgemeester de Lom de Berg en Mej. Hendriks, mede als vertegenwoordigster van haar broer Peter, militair veearts, woonachtig in Termonde (B). De machtiging om mede namens haar broer te mogen handelen, heeft beslist enige dagen op zich laten wachten. Zou het té gewaagd zijn te veronderstellen dat de brigade reeds op de dag van aankomst in Venlo, op 4 augustus 1839 haar intrek in het per 15 augustus gehuurde gebouw heeft genomen? De mogelijkheid dat over de dagen van 4 tot 15 augustus inkwartieringsgelden werden geïnd is ook niet uitgesloten. Jammer dat dit niet meer is na te gaan. Verhuurd werd: “Vanaf 15 augustus 1839 tot 15 augustus 1845 voor ƒ275,- per jaar het huis genummerd 346, met alle aan- en onderhorigheden, gelegen binnen de stad Venlo, aan de Keulse Poort en achter uitkomende aan de stadswal”.

Het huurcontract voor de volgende twee jaren gaf aan dat het pand kadastraal geregistreerd was als sectie I nummer 1161. De kadastrale kaart van Venlo laat duidelijk zien dat de kazerne gelegen was aan de Vildersgats8, de Parade en de toenmalige Keulsche Poort. Verplaatsing naar de tegenwoordige toestand (2005) blijkt echter dat de Vildersgats niet uitkomt op de hoek Parade/Keulse Poort maar op de Nassaustraat. Vermelding van de Vildersgats op de kadastrale kaart is daarom niet correct. Dit moet de Nassaustraat zijn. De brigade lag in die tijd dus op de hoek Parade, Keulse Poort en Nassaustraat. De Geschiedschrijving is hier in het verleden niet zo nauwkeurig geweest.
Mej. Hendriks was intussen verhuisd naar Doornik (B), waar toen ook haar broer woonde. Later vertrok zij naar Molenbeek bij Brussel (B) waar zij huwde met een zekere Bourguignon. De datum van vertrek uit Venlo is niet meer te achterhalen. In het vervolg trad nu als gemachtigde van broer en zus Hendriks op een zekere Jan Anton Sael, winkelier te Venlo. Voor het onderhoud, bewassing, herstel van slaapfournituren en onderhoud van huisraad voor 10 manschappen, geleverd door de stad, werd ƒ25,- per persoon per jaar gerekend. Op 15 augustus 1847 werd het contract weer verlengd met 3, 6 of 9 jaar. Het werd 3 jaar. In de jaren die volgden heeft de brigade-commandant, wachtmeester Haan, meerdere malen geklaagd over achterstallig onderhoud van vloeren, deuren en ramen. Hieraan werd echter niets gedaan. De huurprijs bedroeg nog steeds ƒ275,- per jaar. Per dezelfde datum huurde broer en zus Hendriks van de gemeente Venlo een gedeelte van de stadsstal bij de Keulse Poort, die de brigade al als foerage magazijn9 in gebruik had. Huurprijs ƒ30,- per jaar.
Het is niet uitgesloten dat de brigade in de loop der jaren te klein was geworden. Uit het kasboek van de gemeente ontvanger Hurstjes bleek dat in de jaren 1842, 1843 en 1844 in incidentele gevallen kamerhuur werd betaald voor bij burgers ondergebrachte manschappen. In 1839 is men begonnen met 1 wachtmeester en 5 manschappen met hun paarden (de geleverde inventaris was echter bestemd voor 10 manschappen). Per 1 januari 1850 waren in het bevolkingsregister op Parade 346 (de brigade) ingeschreven, 1 wachtmeester en 8 manschappen. Maar de wachtmeester was getrouwd alsook de brigadier, die bovendien nog 5 kinderen bij zich had wonen. De overige 7 Marechaussees waren ongehuwd. De brigade werd toen dus bewoond door 16 personen. De brigadier verhuisde op 14 april 1850 met zijn gehele gezin (7 personen) naar Kessel. Over nieuwe plaatsingen op de brigade was niets bekend. Toch zal er toen wel wat ruimte zijn gekomen.
Het klagen over het slechte onderhoud van het pand had niet veel succes. Dit zal niet de enige reden zijn geweest dat de huur per 15 augustus 1850 werd opgezegd. Al bij de machtiging van 1 augustus 1845 het huurcontract per 15 augustus 1845 te mogen verlengen, had Gouverneur Gericke de opmerking gemaakt dat: “…onder dankbetuiging van Uw belangstellende zorgen in deze, vertrouwen wij, dat dezelve, vóór het uiteinde van den nieuwen huurtermijn, zullen slagen in het opsporen, tegen eenen verminderden huurprijs, van een ander tot kazernering der Marechaussee beter geschikt lokaal, waaromtrent wij nader te zijner tijd berigt van Uw EdelAchtbare zullen tegemoet zien”.
Dit verzoek was gericht aan de Burgemeester en Schepenen10 van Venlo. Op 30 november 1846 werd dit verzoek nog eens herhaald. De Gouverneur wenste dus een grotere, betere en goedkopere brigade. Daarbij kwam nog het verwaarloosde onderhoud van gebouw, bergplaats en stalling. Dit alles zal wel de oorzaak zijn geweest dat de huur per 15 augustus 1850 werd opgezegd. Voordien waren er al door de gemeente onderhandelingen met Gedeputeerde Staten gevoerd over de huur van het gebouw ‘De Schijf’ of ‘De Schief’ genoemd, gelegen aan de Gelderse Poort, hoek Kleine Kerkstraat.




Het gebouw was eigendom van de gemeente. De huurprijs mocht wel lager, maar in elk geval niet hoger zijn dan ƒ275,- per jaar, zoals ook de huur aan de Keulse Poort bedroeg. Een lagere huurprijs, zoals al in 1845 de bedoeling was, zat er echter niet in. In eerste instantie was de zogenaamde cipierwoning van het daar gevestigde ‘Huis van Bewaring’ inzet van een geschil. Dit werd echter opgelost en uiteindelijk werd alleen de bovenverdieping en een nieuw gebouwde paardenstal vanaf 15 augustus 1850 gehuurd. De gemeente verklaarde zich in maart 1850 akkoord en onmiddellijk werd begonnen met het bouwen van een paardenstal voor 11 paarden (kosten ƒ1300,-). Gedeputeerde Staten vroegen eerst nog uit welk fonds de gemeente dacht dit bedrag te betalen, omdat de begroting slechts een overschot aangaf van ƒ1502,-. Goedgekeurd werd dit bedrag op de begroting van 1851 te plaatsen en de kwitantie als kasgeld te bewaren. ‘De Schijf’ werd als brigade voor de Marechaussee Venlo gehuurd van 15 augustus 1850 tot en met 31 december 1877. Pas in 1862 bleek dat in 1850 abusievelijk geen huurcontract voor de eerste twaalf jaar was opgemaakt. Bij Ambtsbrief van 20 december 1877 werd de huur per 31 december 1877 opgezegd, waarschijnlijk omdat Burgemeester en Wethouders de huurprijs tot ƒ400,- per jaar wilden verhogen.
Per 1 januari 1867 bestond de bezetting van de brigade uit 8 onderofficieren en manschappen, 2 vrouwen en 6 kinderen. Totaal waren er dus 16 personen op de bovenverdieping van ‘De Schijf’ gehuisvest.
Nadat de huur per 31 december 1877 was opgezegd, kon de brigade worden ondergebracht in de zogenaamde infanterie-kazerne aan de Vleesstraat, hoek Brugstraat, ter hoogte van de huidige Prinsessensingel en nabij de Roermondse Poort. Deze kazerne bestond uit twee gedeelten te weten het ‘Kleine Blok’ liggende aan de Vleesstraat en het ‘Groote Blok’ met de voorgevel aan de Brugstraat.

Op 1 januari 1878 werd het ‘Groote Blok’ aan de Brugstraat als brigade in gebruik genomen. Het verblijf hier gaf echter ook nog geen zekerheid en er zijn veel moeilijkheden geweest, vooral wat de stalling van de paarden betrof. De stal stond het verkeer door de Roermondse Poort danig in de weg en moest worden afgebroken.



Er moeten hierna plannen zijn geweest om de brigade weer ergens anders onder te brengen, immers het Departement van Oorlog berichtte op 16 september 1885 aan de burgemeester: “Dat er overwegende bezwaren waren de manschappen van de Marechaussee en hun paarden onder te brengen in de voormalige garnizoensbakkerij”. Deze was gelegen aan de zuidzijde van het huidige Mgr. Nolensplein. Bovendien moest de stalling in de onmiddellijke nabijheid van de brigade aan de Roermondse Poort blijven. Het rijksterrein bij die kazerne was echter niet geschikt voor het bouwen van een nieuwe paardenstal. “Mocht de gemeente op eigen kosten een nieuwe stal willen bouwen in de nabijheid van de brigade, dan zou de Minister gaarne nadere voorstelling in overweging willen nemen”.

De prostitutie was in de loop der jaren in Venlo onrustbarend gestegen. Vanuit Duitsland werden de dames door Duitse criminelen naar Venlo gelokt om als ‘dienstbode’ of anderszins een betrekking te aanvaarden. Het aantal bordelen nam sterk toe. Syfilis11 maakte onder de hier gelegerde militairen steeds meer slachtoffers. Hier moest tot elke prijs een einde aan worden gemaakt. De militaire commandant greep persoonlijk in en nam verstrekkende maatregelen. Om de prostitutie geheel uit te roeien werd op 15 april 1899 een detachement12 ter sterkte van zes Marechaussees van de 1e Divisie in Venlo geplaatst en ondergebracht in een ‘keet’ aan de Kaldenkerkerweg met de speciale opdracht om samen met de Gemeentepolitie van Venlo de bewaking van de verdachte huizen evenals een uitermate scherp toezicht op de vreemdelingen uit te voeren. De ‘keet’ die zo dicht mogelijk bij de bordelen was gebouwd had geen verlichting, geen verwarming en zelfs geen vloer. Het was een uitermate primitieve behuizing en werd spoedig voor de manschappen een vrijwel onleefbare en onhoudbare situatie. Eindelijk, zes jaar later, op 20 september 1905 was de strijd tegen de prostitutie gestreden en kon de ‘keet’ gelukkig worden afgebroken. Voor de manschappen van deze brigade alsook voor de Gemeentepolitie was het leven in dit verschrikkelijke onderkomen een hel geweest.
Hiaat
Er volgt nu een periode waarover ik (auteur) geen verdere gedetailleerde historische verslaglegging, van of over de brigade Koninklijke Marechaussee Venlo, kan achterhalen. Het betreft de periode van 20 september 1905 tot 10 mei 1940. Hiervoor moet een logische verklaring zijn. Met navolgende onderzoeken heb ik geprobeerd hierin duidelijkheid te krijgen:
- Bij de Koninklijke Marechaussee is het gebruikelijk dat elke brigade, over het afgesloten jaar, een zogenaamd ‘onderdeels-dagboek’ opmaakt. Hierin worden alle evenementen die, enige historische waarde kunnen hebben, vastgelegd. Dit dagboek13 wordt niet aan het einde van het jaar opgemaakt, maar gedurende het jaar komt dit tot stand. Na onderzoek in het archief van de brigade Koninklijke Marechaussee Venlo en het archief van het Marechausseemuseum te Buren, heb ik dergelijke dagboeken over bedoelde periode niet aangetroffen. Over bedoelde periode heeft beslist verslaglegging plaatsgevonden. Het is echter niet uitgesloten dat het archief van de brigade Venlo, inclusief de dagboeken (in die tijd vond er nog geen centrale inzending plaats), in november 1944 – na het bombarderen van het brigade-gebouw aan de Brugstraat 2, waarbij het gebouw totaal werd vernield – verloren zijn gegaan;
- In het archief van de gemeente Venlo trof ik geen verdere mutaties aan, die betrekking konden hebben op de huisvesting van de brigade in bedoelde periode. Uit verslagen, over de periode na 10 mei 1940, is mij gebleken dat de brigade Venlo tot het bombardement in november 1944, gehuisvest bleef in het ‘Groote Blok’ aan de Brugstraat 2 te Venlo. Uit het bevolkingsregister van de gemeente Venlo, over bedoelde periode, bleek dat verschillende personen, al dan niet met echtgenote en kinderen, gehuisvest waren in de brigade Venlo aan de Brugstraat 2.
Na onderzoek in het archief van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, bleek niet van enige verslaglegging betreffende de brigade Venlo.
Geconcludeerd mag worden dat de brigade Venlo, in bedoelde periode, gehuisvest was in het ‘Groote Blok’ aan de Brugstraat 2. Tevens kan geconcludeerd worden dat het ‘Groote Blok’ doorlopend door personeel van de Marechaussee bewoond was. Vorenstaande neemt echter niet weg dat er sprake is van een hiaat in de gedetailleerde geschiedschrijving en ik ben hierdoor genoodzaakt om van een gedetailleerde verslaglegging over te stappen op brede feiten.
In bedoelde periode bleef de brigade belast met de taak van Rijkspolitie-korps.
Ter verduidelijking
In 1908 wees Koningin Wilhelmina de beveiligingstaak van het Koninklijk Huis toe aan de Marechaussee. Tot aan de mobilisatie14 van 1914-1918 bleef de Marechaussee fungeren als een ‘orgaan van de Rijkspolitie’. De mobilisatie betekende een breekpunt in de geschiedenis van de Marechaussee. Tijdens de mobilisatie bestond de taak van de Marechaussee tijdelijk uit Politie-toezicht over het gemobiliseerde Nederlandse leger. Op 26 juni 1919 werd het Korps Politie Troepen15 opgericht om de binnenlandse rechtsorde te handhaven en de demobilisatie in goede banen te leiden. Toenemende werkzaamheden voor de krijgsmacht luidde een nieuwe ontwikkeling in, die later bestendigd werd met de integratie van het ‘Korps Politie Troepen’ in de vredesorganisatie van de krijgsmacht. De Rijks-Veldwacht16 en de Koninklijke Marechaussee vervulden Rijkspolitie-diensten, een situatie die tot in 1940 zou voortduren.
De 2e Wereldoorlog
Na jaren van betrekkelijke rust begon het aan onze oostgrens gevaarlijk onrustig te worden. De 2e Wereldoorlog begon zijn schaduw vooruit te werpen. Voordat op 10 mei 1940 de Duitse inval in Nederland plaats had, werd de brigade Venlo, op 9 november 1939, al geconfronteerd met een uitermate ernstig grensincident dat in heel Europa bekendheid kreeg als het ‘Venlo- Incident’. Dit vond plaats aan het grenskantoor ‘Venlo-Herongen’, nabij café Backus. Duitsers pleegden toen op Nederlands grondgebied op een brutale wijze mensenroof en doodslag. De Koninklijke Marechaussee heeft in deze geheimzinnige zaak een belangrijke rol gespeeld. Deze gebeurtenis heeft vooral in Venlo, maar ook daarbuiten veel stof doen opwaaien. Op 10 mei 1940 had de Duitse inval in Nederland plaats. Op 5 juli 1940 verloor de Koninklijke Marechaussee het predikaat ‘Koninklijke’. Op last van de bezetter ging de Marechaussee op in de burger Politie, waarmee het tevens zijn militaire status verloor. Verder werden ‘Rijksveldwacht’ en ‘Gemeente-veldwacht’ opgeheven en ondergebracht bij de Marechaussee, waardoor buiten de steden één Rijkspolitie-korps ontstond onder de naam Marechaussee. Buiten Nederland bleef de naam Koninklijke Marechaussee evenwel voortbestaan. Zo’n tweehonderd Marechaussees, afkomstig uit het zuiden van het land, wisten tijdens de bezetting, naar Engeland te ontkomen. Daar werden zij onder andere belast met de beveiliging van de Koninklijke Familie en vervulden zij Politie-diensten bij de Princes Irene Brigade17.
Uiteraard had de oorlog ook de organisatie van de Politie niet onberoerd gelaten. Na de overmeestering van ons land, ging de bezetter er al spoedig toe over de Politie te reorganiseren in de geest van de organisatie in eigen land. De Koninklijke Marechaussee kwam te ressorteren onder de Minister van Justitie. Het ‘Korps Politie Troepen’ werd opgeheven, waarbij het personeel in de gelegenheid werd gesteld over te gaan naar de Marechaussee of een ander Politie-korps. Ook van andere legeronderdelen kwamen officieren en onderofficieren naar de Politie. De Marechaussee bereikte daardoor een sterkte van 4.000 man en de ‘Rijks-veldwacht’ telde ruim 2.400 manschappen. Uiteindelijk besloot de Duitse overheid de ‘Rijks-veldwacht’ op te heffen en al het personeel daarvan onder te brengen bij de Marechaussee. Overal werden nieuwe districten opgericht en brigades ‘uitgezet’. Alles leek nog acceptabel totdat langzaam maar zeker de leidinggevende officieren werden vervangen door ‘NSBers’, terwijl de taak van de inspecteur-generaal van de Koninklijke Marechaussee werd beperkt tot de leiding van de geüniformeerde Politie waardoor het ‘Wapen’ als eenheid verdween. Door de reorganisatie was er van de Marechaussee, zoals voorheen, vrijwel niets meer over. De militaire status was verdwenen terwijl het karakter van het ‘Wapen’ volledig was veranderd door het samengaan met de ‘Rijks-veldwacht’, waarbij later ook nog de ‘Gemeente-veldwacht’ werd gevoegd. Aanvankelijk probeerde de bezetters door allerlei middelen, als kameraadschapavonden en propagandistische toespraken het personeel voor zich te winnen. Het resultaat was echter nihil en resulteerde slechts in een steeds grimmiger houding. De zaak verergerde toen de bezetter besloot alle Marechaussee officieren in krijgsgevangenschap te brengen met uitzondering van hen die “de blik naar het oosten hadden gewend”. Onder hen wensten uiteraard veel Marechaussees niet te dienen. Langzamerhand verdween de Marechaussee dan ook, althans in de oude opzet. Vooral toen ‘de nieuwe orde’ de Marechaussee opdrachten gaf tot aanhouding van Joden, gijzelaars of bijvoorbeeld van geallieerde vliegers, was de maat vol. Velen gebruikten hun functie slechts om de bezetter te dwarsbomen of tegen te werken, waarin een groot aantal Marechaussees dan ook wonderwel is geslaagd.

Op 1 maart 1943 werd de brigade Venlo op last van de bezetter opgeheven. De brigade aan de Brugstraat werd in november 1944 door de vele bombardementen geheel verwoest. Deze bommen waren niet bestemd om de brigade te vernietigen maar hadden tot doel de vlakbij gelegen bruggen over de Maas te vernielen.
De oorlog was al een heel stuk uitgevochten toen het front zich verplaatste naar de omgeving van Venlo. Na de bevrijding in 1945 kreeg de Koninklijke Marechaussee weer de status van militair Politie-korps met militaire en civiele taken. Daarnaast handhaafde de regering één Politie-korps op het platteland, het zogeheten ‘Korps Rijkspolitie’, dat de oude ‘Rijks-veldwacht’ en ‘Gemeente-veldwacht’ verving.

‘Uitzetten’ van de huidige brigade Venlo
Op 8 augustus 1946 werd de brigade Venlo opnieuw ‘uitgezet’ en vond gelukkig direct onderdak in de militaire kazerne aan de overkant van de Maas. Het duurde echter nog tot 1 mei 1947 voordat de luitenant kolonel van der Kroon, commandant van de 2e Divisie Koninklijke Marechaussee te Maastricht, de beschikking overgaf aan kapitein van Odijk, commandant van het ‘District Venlo’. Het nieuwe ‘onderdak’ betrof een gedeelte van de lokalen van het voormalige hospitaal van de Frederik Hendrik kazerne te Venlo, gelegen aan de Kazernestraat 12, te Blerick.

Taakstelling
Bij Koninklijk Besluit van 1946 en de Beschikking Koninklijke Marechaussee, werd de brigade Venlo onder andere belast met de uitoefening van de Algemene Politiedienst18 binnen het haar toegewezen bewakingsgebied en belast met de uitoefening van de grensbewaking aan de oostgrens met Duitsland dat inhield, de bediening van de aangewezen doorlaatposten19 aan de oostgrens en de doorlaatpost Venlo-Station.
Van meet af aan hadden de lokalen in het voormalig hospitaal van de ‘Frederik Hendrik kazerne’, nogal wat tekortkomingen. Het was immers een hospitaal, dat nu dienst moest doen als brigade. In de jaren die volgden werden er vele plannen gemaakt over renovatie van het brigadegebouw of zelfs nieuwbouw op een andere locatie. Het bleef echter bij het maken van plannen met als gevolg dat er geen onderhoud werd gepleegd. Het onderkomen was oud, niet functioneel, vochtig, had slechte sanitaire voorzieningen, slechte verwarming, had geen isolatie en was tochtig. Daarnaast was het gebouw moeilijk te beveiligen en had ondoelmatige werkruimtes, om maar een paar manco’s te noemen.
In 1969 vond er renovatie plaats van de raamkozijnen. Hierbij bleven de houten kozijnen behouden en werd er in de houten kozijnen een metalen ‘frame’ geplaatst, voorzien van nieuw glaswerk. Verdere renovatie bleef uit en het onderkomen verslechterde. Uiteindelijk werden er in 1979 plannen gemaakt om een nieuwe brigade te bouwen. In de daarop volgende jaren werden er ontwerpen en tekeningen gemaakt voor een nieuw onderkomen op een nieuwe locatie. Het ontwerp werd nog diverse malen bijgesteld waardoor het nog tot maart 1985 duurde tot het definitieve plan voor nieuwbouw aan de Rijnbeekstraat, naast het bureau van de Gemeentepolitie Venlo, gerealiseerd was. Om de noodzaak tot nieuwbouw nogmaals te benadrukken had de toenmalige brigade-commandant A.W. Janssen, een ‘praatstuk’ opgesteld waarin de manco’s van de huidige brigade breed werden uitgemeten. Er zou nog een overleg plaatsvinden met het hoofd van de Genie20 Venlo over de nadelen om niet te bouwen. Tijdens dit gesprek voerde de ‘Genie’ echter de volgende punten aan die aanleiding gaven om van nieuwbouw af te zien:
- Grond is eigendom Marechaussee. Verkopen is moeilijk. Bestemmingsplan in openbare bebouwing, geen woningbouw, lagere prijs. Bouwplaats naast Gemeentepolitie bureau is niet aantrekkelijk (verkeer/aanloop dag en nacht). De opbrengst gaat via de Domeinen21 naar het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Defensie en de Koninklijke Marechaussee zijn het geld kwijt, ongeveer 1 miljoen gulden;
- Renoveren oud gebouw. Denken aan verlaagde plafonds, nieuwe ramen, isolatie, complete nieuwe keuken, douches, kokkleedruimte, spouw-en vochtregulatie. Muren uitbreken moeilijk in verband met steunfuncties;
- Komt zeker boven 1 miljoen gulden. Samen met bouwplaats gaat er zeker ruim 2 miljoen gulden verloren;
- Ligt politiek gevoelig. Ook gevoelig bij ‘Genie’ en het Ministerie van Defensie. Factor werkgelegenheid in regio. Denk aan inbreng/invloed Burgemeester en Wethouders;
- Pand Koninklijke Marechaussee (gebouw W) is buitenpand. ‘Landmacht’ zal mee willen renoveren. Tegenwerking gemeente Venlo, zie punt 4;
- Voorstel: aantal vierkante- en kubieke meters mogelijk herbezien. Niet veel goedkoper. Mogelijk rond de 4 miljoen gulden. Mogelijkheid houden om er een vleugel aan te bouwen. Mogelijkheid laagbouw. Deze kant op want we zijn toch ruim 2 miljoen gulden kwijt aan grond en renovatie;
- Voorstel: opnieuw snel overleg met de Staf Koninklijke Marechaussee en de Staf van de ‘Genie’.
Op 3 april 1985 reageerde de toenmalige commandant van het ‘District Limburg’, op het verzoek van Commandant Koninklijke Marechaussee, operationele gronden22 aan te voeren ten behoeve van de besluitvorming nieuwbouw/renovatie brigade Koninklijke Marechaussee Venlo:
”Ik heb geconstateerd dat operationeel vanuit het huidige brigadegebouw uitvoering aan het takenbesluit kan worden gegeven. Ik meen echter dat andere feitelijke factoren in de besluitvorming een rol kunnen spelen. Ten eerste heeft het gebouw een ouderdom van honderd jaren, wat consequenties heeft ten aanzien van het leefklimaat, werkomstandigheden, doelmatigheid en arbeidsatisfactie van het personeel. Ten tweede heeft de geschiedenis van recente data verwachtingen gewekt bij het brigadepersoneel ten aanzien van doelgerichte accommodatie op een representatieve locatie ten faveure van het ‘Wapen der Koninklijke Marechaussee’. Hoewel in eerste aanleg tot nieuwbouw werd besloten door gebrek aan legerruimte is dit argument enigszins achterhaald in verband met het gewijzigde kazerneringsbeginsel23 Koninklijke Marechaussee. De uitstralingseffecten van de mogelijke liberalisering en afschaffing van de grensbewaking aan de Oostgrens zijn voorshands niet voorspelbaar, evenmin die van de heroverweging uitvoering Vreemdelingenwetgeving. Niettemin is een eigen gebouw en in eigen beheer zijnde Marechaussee-brigade aangepast aan de gewijzigde kazerneringdoctrine een redelijk te stellen eis. Ik moge u toch niet onthouden een bijgevoegd ‘praatstuk’ van de brigade-commandant Koninklijke Marechaussee Venlo. Een en ander geeft toch wel weer de geladenheid, geschiedenis en bespiegeling van de eventuele nieuwbouw brigade Koninklijke Marechaussee Venlo.
Samenvattend concludeer ik dat de nadelige effecten van niet bouwen groter zullen zijn dan bij overgaan tot nieuwbouw, mede in verband met de aankoop van grond door Defensie, de aanzienlijke kosten bij renovatie van de huidige brigade, gezichtsverlies ten opzichte van de gemeente Venlo en de ‘Genie’ en de werkgelegenheid binnen de regio Venlo en tenslotte een eigen brigade van de Koninklijke Marechaussee voor de uitvoering van haar taken.”
Er vond nieuwbouw plaats aan de Rijnbeekstraat te Venlo. De nieuwbouw zou in het bestemmingsplan ‘Laaghuismolen’ te Venlo komen. De grond werd aangekocht en bij de gemeente Venlo werd een bouwvergunning aangevraagd. Op 20 mei 1987 werd de vergunning goedgekeurd en gepubliceerd in ‘Het Dagblad voor Noord-Limburg’ als 2e wijziging van het bestemmingsplan ‘Rijnbeek Zuid’. Het terrein waarvoor de planwijziging gold was gelegen tussen Laaghuissingel, Rijnbeekstraat, Hertog Reinhoudsingel en Eugeniasingel. Aanleiding voor de wijziging was de voorgenomen bouw van de nieuwe Marechaussee-brigade aan de Rijnbeekstraat, aldus de tekst in de gemeentepublicatie. De start van de nieuwbouw werd gepland in de maand februari van het jaar 1988 en zou worden uitgevoerd door aannemersbedrijf Mertens uit Weert. Het zou een project worden van 8 miljoen gulden.
Uiteindelijk was het dan zo ver. De brigade Koninklijke Marechaussee Venlo kreeg voor het eerst in haar geschiedenis een eigen onderkomen. Het personeel werd geïnformeerd alsook de lokale pers.
Deze schreef op 8 januari 1988 het volgende artikel: ”Na een vertraging van enige maanden gaat de bouw van de nieuwe Marechaussee-brigade in Venlo vrijwel zeker volgende maand van start. Ongeveer een jaar later verwacht de brigade Venlo van de Marechaussee haar intrek te kunnen nemen in de brigade, die naast het Politie-bureau aan de Rijnbeekstraat komt te liggen. Over veertien dagen vindt de aanbesteding van de bouw plaats. Het is een project van enkele miljoenen guldens. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de bouw al afgelopen najaar zou beginnen. Maar nadat een keus was gemaakt uit voorliggende ontwerpen, duurde het maken van een definitief bouwplan onverwacht lang. De nieuwe brigade bestaat uit een kelder en drie bovengrondse verdiepingen en is berekend op 90 man personeel. De brigade Venlo is op het ogenblik 75 man sterk. Negen jaar geleden al werden de eerste plannen gemaakt voor een nieuwe brigade. De huidige huisvesting aan de Kazernestraat in Blerick is al jaren te klein en te slecht uitgerust. Het gebouw is het voormalig militair hospitaal van de ‘Frederik Hendrik kazerne’, dat overigens in 1987 onder monumentenzorg werd gebracht. De Marechaussee zit er sinds 1947. Zodra de brigade het oude gebouw heeft verlaten, wordt het pand weer in gebruik genomen door de ‘Frederik Hendrik kazerne’”.
Op dinsdag 1 maart 1988 ging de eerste spade de grond in. Met groot materieel werd de ‘wildernis’ naast het Politie-bureau geëgaliseerd. Er werd een hekwerk om de bouwplaats geplaatst en de fundering werd uitgegraven. Een week later, in de morgen van dinsdag 8 maart 1988, kreeg aannemer Mertens, van de ‘Genie’, opdracht de werkzaamheden te staken. “De bouw van de brigade gaat niet door”, zo kregen de verbaasde bouwvakkers te horen. Over de reden van stopzetting werd geen duidelijkheid gegeven.
Op die dag te 11.30 uur ontving de brigade-commandant de eerste geruchten over de stopzetting en het wegsturen van de aannemer. Het duurde nog tot 18 maart 1988 voordat de brigade officieel hiervan in kennis werd gesteld. In het schrijven van 18 maart 1988 van commandant van de Koninklijke Marechaussee werden de volgende mededelingen gedaan die betrekking hadden op het stilleggen van de bouw:
”Naar aanleiding van het uitblijven van tijdige informatie met betrekking tot de heroverweging van het besluit tot nieuwbouw voor de brigade Venlo deel ik u het volgende mede. Tijdens de Vaste Kamer Commissie van Justitie24 van 7 maart jongst leden, met betrekking tot het Akkoord van Schengen25, is duidelijk geworden dat, naar alle waarschijnlijkheid, de grensbewaking aan de oostgrens met ingang van 1 januari 1990 zal vervallen. U bent hiervan door mij op de hoogte gesteld tijdens een bijeenkomst op mijn Staf.
In de ochtend na bedoelde Vaste Kamer Commissie (8 maart jongst leden) heeft er met betrekking tot deze nieuwbouw overleg binnen mijn Staf plaatsgevonden. Ik heb besloten aan ‘Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen’ (DGW&T)26 te doen verzoeken aan te geven welke financiële consequenties er zouden zijn, indien tot afgelasting zou worden overgegaan. Commandant 1e Divisie heb ik aansluitend omtrent dit verzoek geïnformeerd.Tijdens dit gesprek deed ook hij blijken van zijn twijfel, gezien de situatie welke was ontstaan na genoemde Vaste Kamer Commissie, over het nog verantwoord zijn van de destijds genomen beslissing tot nieuwbouw voor uw brigade.
DGW&T heeft mijn vraag – zonder medeweten en ten onrechte – mede uitgelegd als een opdracht de bouw onmiddellijk stop te zetten. Het is nimmer mijn bedoeling geweest reeds op dat moment een dergelijke opdracht te verstrekken aangezien het financiële aspect een belangrijk element in mijn verdere besluitvorming zou gaan worden. Het waren natuurlijk wenselijk geweest dat u tijdig op de hoogte was geraakt van mijn vraagstelling aan DGW&T en de hieraan ten grondslag liggende overweging. Tot mijn spijt heeft de communicatie slecht gefunctioneerd en geraakte u – met name door de niet beoogde actie van DGW&T – in een, door mij ongewild, moeilijk parket.
Ik kan mij heel wel voorstellen dat u over deze gang van zaken ernstig bent teleurgesteld. Helaas nemen gedane zaken geen keer en ben ik niet bij machte een en ander terug te draaien”.
De gemeente Venlo werd benaderd door de ‘Genie’ met het verzoek de grond, ter waarde van 1 miljoen gulden, terug te kopen. Hierop wenste de gemeente niet in te gaan en zag nog mogelijkheden het Ministerie van Defensie te manen met de bouw te beginnen. Als van de bouw werd afgezien, hield de Marechaussee rekening met een schadeclaim van het bouwbedrijf van ongeveer 1 miljoen gulden.
Op 13 april 1988 werd er door de pers het bericht de wereld in gestuurd dat er een compleet nieuw ontwerp gemaakt zou worden door het Ministerie van Defensie. Dit betekende dat de bouw dit jaar vermoedelijk niet meer kon beginnen. De verwachting was dat de bouw in de loop van 1989 van start zou gaan, waarna de brigade in 1990 klaar zou zijn. Hoe groot de nieuwe brigade werd was niet bekend. Dat hing af van het toekomstige takenpakket van de Marechaussee. Op 6 januari 1989 werd dit bericht weer tegengesproken: “Venlo krijgt vóór 1992 zeker geen nieuwe Marechaussee-brigade”. In afwachting daarvan zal de huidige brigade in Blerick een bescheiden opknapbeurt krijgen. De bouwgrond werd uiteindelijk gekocht door de Regiopolitie Limburg-Noord die op dit perceel in maart 1995 met de bouw van het nieuwe regiobureau begon. Hiermee was nieuwbouw voor de brigade Venlo op een nieuwe locatie definitief van de baan. Aannemer Mertens heeft 90% van de schadeclaim vergoed gekregen.
Bij haar 150 jarig bestaan op 4 augustus 1989 was de brigade Koninklijke Marechaussee Venlo nog steeds gehuisvest in het voormalig hospitaal van de ‘Frederik Hendrik kazerne’. De brigade bestond uit: 1 kapitein, 3 adjudanten, 8 opperwachtmeesters, 8 wachtmeester 1e klas, 16 wachtmeesters en 26 Marechaussees waaronder 5 vrouwelijke. In totaal dus 62 personen. Tot 1 juli 1995 bleef de brigade Venlo belast met de grensbewaking aan de oostgrens en de doorlaatpost Venlo-Station. Tevens werd er in deze periode een nieuwe brigade ‘uitgezet’ te weten brigade ‘De Peel’ te Vredepeel. Het personeel voor deze brigade werd grotendeels geworven uit het personeelsbestand van de brigade Venlo.
Op 1 juli 1995 kreeg de brigade Venlo een nieuwe taak. De taak ‘Mobiel Toezicht Vreemdelingen’ afgekort het MTV. De doelstelling was, geen statische maar mobile controle van personen op binnenlands grondgebied in de directe nabijheid van de grens. De voorwaarde was dat er sprake was van een grensganger, dus de controlerende ambtenaar moest er zeker van zijn dat de te controleren persoon de grens van Duitsland of België naar Nederland had gepasseerd en dat er na de grensoverschrijding nog geen of nauwelijks vermenging met het overige verkeer had plaatsgevonden. De controle was gericht op de illegale immigratie. De brigade Venlo bestond op 1 januari 1995 uit: 1 kapitein, 1 luitenant, 1 adjudant, 2 opperwachtmeesters, 24 wachtmeesters 1e klas en 2 wachtmeesters. In totaal dus 31 personen. Tot 2005 hebben er nog enkele stuiptrekkingen plaatsgevonden die betrekking hadden op nieuwbouw of verhuizing naar een ander pand.
Anno 2005 is de brigade nog steeds gehuisvest in het voormalig hospitaal en bestaat uit 1 kapitein, een 1e luitenant, 2 adjudanten, 8 opperwachtmeesters, 26 wachtmeesters 1e klas en 36 wachtmeesters. In totaal dus 72 personen.
Niets van deze pagina mag worden:
- Gekopieerd;
- Verveelvoudigd;
- Opgeslagen in een geautomatiseerd bestand;
- Openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, hetzij door opnamen of op enige andere manier,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgeverij.
© 2005 Uitgeverij
F.H.J. Schallenberg
ISBN 90-9019389-8 /
NUR 680
Alle rechten
voorbehouden.