Hoofdstuk 10
Broeinest van ontucht
Oud Venlo
Argeloze meisjes uit Duitsland werden in de 19e eeuw voer voor bordelen.
Was Venlo toen een broeinest van ontucht? Alleen al uit de Politiearchieven werden 217 prostituees met naam en toenaam achterhaald. Merendeels trouwens niet Venlose vrouwen, want de sociale controle in Venlo was groot. Maar concentraties van ontucht waren er wel degelijk. In de eerste helft van de 19e eeuw, was dat de wijk ’t Hetje, dichtbij de kazerne aan de Beekstraat met zijn (gemiddeld) 600 huzaren1. Na de slechting van de stadswallen in de jaren zestig, toen de welvaart toenam, verspreidde de prostitutie zich naar de uitvalswegen: Tegelse- Straelse- Heronger- en vooral de Kaldenkerkerweg.
Schildwachten
Bladerend door de ‘rosse’ bladzijden van Venlo’s historie is 1818 het eerste markante jaartal. Terwijl ene Johan van Isterdaal een ‘gemeene kroeg en slegt huis’ met vijf vrouwen opende aan de Beek/Steenstraat, plofte op het stadshuis een ‘Koninklijk Besluit’ in de bus. Koning Willem I, geconfronteerd met toenemende syfilis onder zijn troepen, drong bij garnizoenssteden als Venlo aan op verplichte registratie en geneeskundige controle van prostituees (een maatregel die de Franse bezetter had ingevoerd, maar bij diens vertrek in 1815 was geschrapt). Als de Venlose bestuurders, tot grote ergernis van de plaatselijke commandant Bruce, deden alsof hun neus bloedde, kwam Bruce zelf in actie en plaatste schildwachten voor de deur bij Van Isterdaal. Dat hielp uiteindelijk, de ‘hoerenwaard’ pakte in 1821 zijn biezen.
In de cafés bij de kazerne bleef het echter wemelen van de ‘vrouwen van slegt gedrag’ en Bruce liep de deur op het stadshuis bijna plat. Tevergeefs. Ten langen leste liet Venlo aan ‘Gedeputeerde Staten’ weten hoe men over Willems gereglementeerd bordeel2 dacht. De Stedelijke Raad besloot dat: “Hoe wenselijk het aanzijn van zoodanige huizen in grote steden worde geoordeeld, dezelve in kleindere steden van eene mindere noodzakelijkheid zijn en eenen meer nadeeligen invloed op de goede zeden teweegbrengen”. De redenering daarachter: reglement betekende erkenning en dus toename van betaalde liefde.
Dubbele moraal
Burgemeester en Schepenen hadden dan ook in 1828 een verzoek van oud-huzaar Willem van Es afgewezen. Willem had zijn tapperij ‘Het Blauwen Kruis’ aan de Lomstraat graag omgevormd tot een bordeel. Een prachtig citaat uit zijn brief: “bedoeling was …..menig Jongman in de gelegenheid te Stellen Zonder Voor de gevolgen Van besmetting te behoeven te vrezen, om aan de behoeften der natuur op eene Sekere Wijze te kunnen voldoen. Wijders het onnatuurlijke misdrijf en Zelfs besmetting daardoor Voor te komen en de driften die anders dikwerf door beloften of Verlijding bij Jonge Mijsjes worden gedompte, en waar van Zoo Veel ongelukkige moeders Worden, zonder terughouding alsdan bot te kunnen doen Vieren”.
Een fraai staaltje van dubbele moraal in die tijd. Prostitutie was weliswaar verfoeilijk, maar ook een noodzakelijk kwaad. Een aantal vrouwen mocht best worden opgeofferd om te verhoeden dat ongehuwde jonge mannen zich aan eerbare dames zouden vergrijpen. Trouwens, al bestond dan 38 procent van de 235 prostituanten uit militairen, de kleine zelfstandigen waren met 28,5 procent ook goed vertegenwoordigd. In de rosse buurt zou burg Van Rijn in 1910 zelfs lede aantreffen van verenigingen die zich de ‘zedelijke verbetering van het volk’ te doel stelden…. .
Maar terug naar de loop van de geschiedenis.
Bordeelverbod
Na Van Isterdaal bestonden er lange tijd geen bordelen meer, maar in de jaren 1843-1865 werden er weer drie geopend. Venlo trachtte deze ontwikkeling in 1844 te stoppen door een bordeelverbod af te kondigen, maar dat ging ‘Gedeputeerde Staten’ toch net iets te ver. De Politie kon niet zomaar elk verdacht pand binnenvallen! Prompt werd de verordening dan ook afgekeurd. Terwijl de kazernecommandant steen en been klaagde, kon de Politie voorlopig niets anders doen dan zo nu en dan een minderjarige vrouw of klant uit een bordeel halen.
Als echter in 1863 maar liefst 82 soldaten syfilis opliepen, werd het zelfs Den Haag te gortig. “Als Venlo, zo dreigde de Minister van Oorlog, de prostitutie niet als de wiedeweerga reglementeert en niet subiet een ziekenzaal inricht voor syfilislijders, dan wordt half het Venlose garnizoen naar Roermond of Maastricht overgeplaatst”. Dàt kwam aan in neringdoend Venlo, waar men menig slaatje uit de ‘huzaren’ sloeg. In januari 1864 kwam de Raad dan ook – historisch moment – met een ‘Plaatselijke verordening, regelende het toezicht op publieke vrouwen en huizen’. Prostituees moesten zich bij de Politie melden en wekelijks een stempel bij de dokter halen. Aan het Helschriksel werd bovendien speciaal voor syfilislijders het Burgergasthuis gebouwd, want de zuster van het R.K. ziekenhuis weigerden dat soort mensen op te nemen. Mannen werden overigens niet gecontroleerd.
“Dat het wel eens de man kon zijn die de vrouw met deze ziekte opzadelde, kwam in de hersens van de brave burgers niet op”. Overigens hielp ook de bar onhygiënische situatie in Venlo – tot 1900 geen riolering, want de menselijke mest was zo goed bruikbaar voor de tuinbouw – duchtig aan de verspreiding van syfilis mee. Er werd wel geregistreerd maar de controle verslapte al gauw. En als in 1871 Mechtelina Ivits overlijdt, de enig overgebleven erkende bordeelhoudster, weigerde Venlo nog nieuwe bordelen toe te staan. Alle medische controle verdween.
Intussen is het laatste kwartaal van de eeuw en daarmee Venlo’s meest ‘rosse’ periode ingeluid. De omstandigheden waren ernaar. De stadswallen – beknellend korset – waren gesloopt. Het inwonertal is verdubbeld. De welvaart nam, mede door aanleg van spoorwegen toe. Aan de uitvalswegen naar Tegelen en Duitsland schoten niet alleen de herenhuizen, maar ook de bordelen als paddenstoelen uit de grond.
Clandestien3 maar herkenbaar aan het opschrift ‘Beieres Bier’. In de laatste veertien jaar van de 19e eeuw waren er 15 bordelen in Venlo, terwijl ze in overig Nederland juist op hun retour waren.
Slavinnenhandel
Het souteneurschap4 veranderde ook duidelijk van karakter, van vrouwen ging het over in de handen van Duitse criminelen. Venlo raakte meer en meer bekend als hét centrum van handel in ‘blanke slavinnen’. Via advertenties in de Duitse ‘Crefelder Zeitung’ werden argeloze Duitse meisjes als ‘dienstmeid’ en ‘buffetjuffrouw’ naar Venlo gehaald, daar ontmaagd en vervolgens doorverkocht aan andere Nederlandse bordelen.
Spil van het Venlose prostitutiewereldje was ene Pieter Paul Witthoff. Deze liet tussen 1889-1903 aan Venlo’s drukste wandelpromenade, de Kaldenkerkerweg, zo’n drie huizen inrichten of zelfs bouwen als bordeel. Van hieruit werden de meeste andere Venlose bordelen ‘bevoorraad’. Verder verdiende Witthoff zijn geld als heler5 en woekeraar6, valsemunterij kon nog net worden voorkomen.
Agent Hoekman
Van de Politie had Witthoff aanvankelijk weinig last. Hij kocht hoofdagent Hoekman simpelweg om. Honderd Duitse mark met Nieuwjaar om onder het Politiepersoneel te verdelen en maandelijks gratis drank en vrouwen. Pas in 1897 liep de corrupte hoofdagent tegen de lamp. Toen ontdekt werd dat hij een minderjarige prostituee voor 15 Duitse mark van valse papieren had voorzien, draaide Hoekman twee jaar de cel in.
Corruptie vierde trouwens toch al hoogtij. In 1889 kwam de gemeenteraad in geheime zitting bijeen toen bleek dat een brugwachter in een gemeentelijk pand aan de Oude Markt een huis van ontucht hield.
Om het onheil te keren haalde Venlo in 1890 zijn oude wens van stal en kondigde, als tweede stad in Nederland, een bordeelverbod af. Helaas! Justitie weigerde tot vervolging over te gaan zolang het kapitale feit, de ‘geslachtsdaad’, niet kon worden bewezen. De boetes die de wet toeliet, waren zo gering dat de bordeelhouders ze op de koop toe namen. Zelfs permanente Politiebewaking van de verdachte panden schoot te kort. Als de Gemeenteraad de Politie daarom een laks beleid verweet, schoot commissaris van der Grinten ongenadig uit zijn slof: “Wat wil de Raad dan, met vijf agenten op 11.000 inwoners?”
Pas na 1900, als eerst de Politie was uitgebreid en vooral nadat de Marechaussee de bewaking van de verdachte panden had overgenomen, boekte Venlo daadwerkelijk succes. De een na de andere bordeelhouder zag zijn inkomsten dalen en droop af. Uit dankbaarheid voor diens strijd tegen slavinnenhandel benoemde de Duitse keizer, burgemeester H. van Rijn, in 1909 zelfs tot ridder in de ‘Orde van de Rode Adelaar’.
Niets van deze pagina mag worden:
- Gekopieerd;
- Verveelvoudigd;
- Opgeslagen in een geautomatiseerd bestand;
- Openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, hetzij door opnamen of op enige andere manier,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgeverij.
© 2005 Uitgeverij
F.H.J. Schallenberg
ISBN 90-9019389-8 /
NUR 680
Alle rechten
voorbehouden.